In het Palestijns-Israëlische conflict probeer ik mij gematigd neutraal op te stellen. In gezelschappen waar men op de hand is van Israël wijs ik op de verdrukking waaronder de Palestijnen lijden en de ongelijke strijd die gevoerd wordt. In gezelschappen waar de keuze pro Palestina wordt gemaakt, zal ik melden dat ik vind dat Israël, als ieder ander land, het recht heeft zich te verdedigen en dat er Palestijnse groeperingen blijven die hen de zee in willen drijven.
In onze media lijken de voorvechters van de Palestijnse zaak vaker het woord te voeren dan zij die op de hand zijn van Israël. Gretta Duisenberg is intussen een BN-er, maar manifesteert zich telkens weer als de boer Koekoek van de pro-Palestina-groepering. Wie mijn verbazing wekt is Dries van Agt, iemand die vijfentwintig jaar geleden nog onomwonden sprak van ‘onze Israëlische vrienden’. Het elan waarmee hij het opneemt voor de Palestijnse volk is onverzadigbaar, zijn vuur onblusbaar.
Van Agt ken ik uiteraard als oud-CDA-politicus, een partij die een christelijke politiek wil voeren. Dat roept bij mij deze vraag op: wat nu als het de hand van de God van Israël is, die zorgde voor de terugkeer van de Joden naar het beloofde land na WOII ? Tegen wie neemt hij het dan op? Zijn reactie zal misschien luiden dat je je dat bij ieder onrecht wel kunt afvragen: Wat nu als de God van Israël erachter zit? Maar dat is te gemakkelijk. Het is de bijbel die het volk Israël verbindt aan het land gelegen daar bij de Middellandse zee. En dat is het boek dat hij als CDA-politicus jarenlang als leidraad in de hand hield. En misschien nu nog steeds wel.
Dat boek geeft het volk Israël uiteraard niet een vrijbrief om, tegen elk internationaal recht in, onbeperkt om zich heen te slaan. Het andere uiterste is stellen dat Israël niets te zoeken heeft in wat het beloofde land heet of in Jeruzalem, de heilige stad. Een middenweg vinden zal voor de strijdende partijen helaas niet lukken, in ons oordeel pleit ik hier wel voor.